-
1 float
n. drijvend voorwerp, vlot, boei; drijflichaam; luchttank (bij vliegtuig voor het drijven op water)--------v. drijven, laten drijven; laten varen; zweven; stichten, oprichten; op de beurs verkopenfloat1[ floot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 drijvend voorwerp ⇒ vlot, boei, dobber4 geldbedrag ⇒ contanten, kleingeld————————float23 zweven♦voorbeelden:the scene floated before my eye • het tafereel zweefde me voor de ogenII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 in omloop brengen ⇒ voorstellen, rondvertellen♦voorbeelden:float a rumour • praatjes in de wereld brengen -
2 breeze
n. bries, lichte wind; ruzie--------v. licht bewegen; voorbij vliegen; voorbij gaanbreeze1[ brie:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bries ⇒ wind, koelte♦voorbeelden:————————breeze2〈 werkwoord〉1 〈 informeel〉(zich) snel/vlot bewegen♦voorbeelden:breeze in • (vrolijk/nonchalant) binnen komen waaienbreeze through something • (nonchalant) door iets heen vliegen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский